Westenschouwse inlaag en karrevelden

Wie zich vanuit het dorp Westenschouwen via de Kampweg naar “De Punt” begeeft, komt halverwege die weg een vrij hoge ‘bult’ tegen. Dit is een inlaagdijk genaamd “Stekeldijk”, ooit aangelegd als dijk om de buitendijk te kunnen vervangen tijdens een overstroming. Het gebied tussen beide dijken, zeedijk en inlaagdijk, wordt gekenmerkt door een stukje natuurgebied. Een inlaagdijk wordt ook wel een zorg- of slaapdijk genoemd. De hele zuidkust van Schouwen wordt gekenmerkt door dit soort gebieden. De gebieden tussen de oude zeewering en de nieuwe dijk is maximaal enkele honderd meters breed en werd in de Middeleeuwen ‘insete’ genoemd, tegenwoordig inlaag. De meeste inlagen komen voor waar een diepe stroomgeul vlak langs de dijk loopt, met name langs de Oosterschelde, en waar de ondergrond van jong zeezand erg zwak is. In de regio Schouwen-Duiveland zijn inlagen voornamelijk te vinden aan de zuidkust van Schouwen, zoals de Koudekerksche Inlaag, Westenschouwse Inlaag, Flaauwers Inlaag en Cauwers Inlaag. De buitendijkse natuurgebieden van “Plan Tureluur” behoren wel tot het geheel maar zijn echter kunstmatig aangelegd en zodoende geen inlaaggebieden. Wij zullen even stilstaan bij de “Westenschouwense Inlaag en Karrevelden”.

Karrevelden
Karrevelden

Inlaag en Karrevelden zijn laaggelegen, vochtige graslanden die deels onder water staan. Dit gebied in Westenschouwen is ontstaan door afgravingen tussen 1744 en 1748 achter de zeedijk om deze dijk te versterken; met de klei uit de inlagen werd de inlaagdijk aangelegd. De inlandse dijk is dus jonger dan de zeedijk.

Aan het einde van de 12de eeuw komt rond Schouwen aansluitend op het duingebied de eerste dijkbekading tot stand, waarschijnlijk sterk gestimuleerd door Floris III, graaf van Holland. Men kan deze bekading beschouwen als een onderdeel van de eeuwigdurende strijd tegen de steeds maar verder de kust uithollende Oosterschelde. Deze duinen en bedijkingen lagen in die tijd 2 tot 4 kilometer verder zeewaarts. Na deze beveiliging werden er daarna vele dorpen gesticht. Afkalvend buitendijks land wees echter op toekomstig gevaar en zal geleid hebben tot dijkverhoging. Het gevaar bestond nu dat de dijk plotseling zou wegzakken door ondermijning en wegvloeien van onderliggend zand en slappe klei: een dijkval!

In deze situatie ging men dan een dijk achter de zeedijk aanleggen. Tussen deze dijken ontstond zo een inlaag. Er hebben zich dus in al de tussenliggende jaren aardig wat zeedijken en inlaagdijken gelegen. Na elke dijkdoorbraak werd er achter de tot zeedijk bevorderde inlaagdijk een nieuwe inlaagdijk aangelegd. Binnendijks van de inlaagdijk werd klei ten behoeve van de dijken afgegraven. Dit afkarren van klei deed de waarde als cultuurgrond sterk verminderen; de z.g. karrevelden waren alleen nog geschikt voor het houden van schapen of als hooiland. In de inlaag haalde men verzilt veen onder de kleilaag vandaan ten behoeve van de zoutwinning. Doordat de klei in stroken was verwijderd ontstonden langgerekte plassen of greppels die van elkaar werden gescheiden door dammetjes. Aan de achterzijde van de inlaag liep meestal een afwateringssloot. De afgegraven klei werd met karren afgevoerd, hetgeen naam gaf aan deze kleiwinningsgebieden: karrevelden. Inlagen en karrevelden hebben te lijden van zoute kwel, door de dijk sijpelend water, dat ook een aparte flora ten gevolge heeft. De inlagen langs de Oosterschelde zijn te vergelijken met zoutmeren: in de droge zomer van 1976 kwam het er langs de oevers zelfs tot zoutafzetting!

Stuifduinen tussen dam en duingebied
Stuifduinen tussen dam en duingebied

Hierdoor groeien in het gebied tal van zoutminnende planten zoals kweldergras en zilte schijnspurrie. Zeekraal kleurt de inlagen in het najaar prachtig rood. De inlagen vormen een vluchtplaats voor steltlopers die hun voedsel zoeken op de slikken van de Oosterschelde. Kluut en tureluur trekken 's winters weg naar warmere oorden. Hun plaats wordt dan ingenomen door overwinterende rot- en brandganzen. De bergeend is hier het hele jaar te vinden. Voor veel trekvogels is dit voedselrijke gebied een welkome rustplaats. Door de aanleg van de stormvloedkering in de Oosterschelde is de dynamiek afgenomen en verdwijnen steeds meer schorren en zandplaten. Om dit verlies te compenseren worden aan de zuidkust van Schouwen natte, zilte, vogelrijke gebieden beschermd of hersteld door grasland extensiever te gebruiken en te vernatten. Het gebied is goed te overzien vanaf de Plompe Toren, een restant van het dorp Koudekerke dat rond 1583 door de zee werd overspoeld. De toren is een onbemand informatiecentrum waar u door middel van geluidsbanden en informatiepanelen alles te weten komt over de verdronken dorpen in de streek. Vermoedelijk lag de meest zuidelijke zeedijk (circa 1400) ooit op de huidige Roggenplaat in de Oosterschelde, ten zuiden van de diepe stroomgeul de Hammen. In 1475 lag de zeedijk aan de zuidkust van Schouwen nog zo’n drie kilometer verwijderd van de Plompetoren van Koudekerke. Tussen 1475 en 1650 is ruim 3500 hectare aan polderland van het Zuidland van Schouwen verdwenen, inclusief een groot aantal dorpen zoals Oudekerke, Zuidkerke, Simonskerke, Sint-Jacobskerke, Brieskerke en Koudekerke. 

Inlaaggebied met veehek
Inlaaggebied met veehek

De Westenschouwse inlagen complex bestaat uit een westelijke en een oostelijke inlaag, die samen ongeveer 31 hectare groot zijn. Het westelijk deel van de inlaag werd in 1748 aangelegd, het oostelijke gedeelte dateert uit 1744. Tijdens de aanleg van de Oosterscheldekering werd het westelijke deel van de inlaag doorsneden door de damaanzet. Beide gedeelten zijn daardoor fysiek meer gescheiden dan voorheen. Het westelijk deel van het inlagencomplex had altijd al een zoeter milieu door instromend drangwater uit de gedeeltelijk erachter liggende duinenrij. Door de aanleg van de damaanzet is het daarnaast liggende gedeelte van de inlaag zandig geworden en begroeid met duindoorn en wilg. Er is een behoorlijke rietvegetatie en er zijn enkele poelen. Dit deel bestaat uit grasland met op kwelplekken zoutvegetatie. Het oostelijk deel van het inlagencomplex is veel zilter door zoute kwel. Ook hier zijn enkele poelen. In de nattere delen groeien zoals gezegd: Zeekraal, Schorrenkruid, Schijnspurrie en Zeebies. Dit gedeelte wordt beweid met jongvee. Dankzij de aanzienlijke verschillen in biotoop in dit inlagencomplex is het aantal soorten dat er jaarlijks tot broeden komt relatief groot. Beide inlagen worden beheerd door Natuurmonumenten en zijn niet vrij toegankelijk. Het westelijke deel is goed te overzien vanaf de duintjes op de damaanzet en het oostelijk deel vanaf de inlaagdijk langs de Westerseweg.

Vaste broedvogels zijn de volgende: Nijlgans, Bergeend, Wintertaling, Wilde Eend, Zomertaling, Slobeend, Fazant, Waterhoen, Meerkoet, Scholekster, Kluut, Kievit, Grutto, Tureluur, Holenduif, Houtduif, Zomertortel, Koekoek, Veldleeuwerik, Graspieper, Gele Kwikstaart, Witte Kwikstaart, Winterkoning, Heggenmus, Nachtegaal, Roodborsttapuit, Merel, Bosrietzanger, Kleine Karekiet, Graszanger, Braamsluiper, Grasmus, Tjiftjaf, Fitis, Ekster, Zwarte Kraai, Kneu en Rietgors.

Niet jaarlijks broeden: Bontbekplevier, Strandplevier (tot 1996), Visdief en Kokmeeuw.

Vooral het duindoorn-en wilgenstruweel in het zandige deel van de westelijke inlaag en de taluds van de damaanzet zijn tijdens de voor- en najaarstrek een tijdelijke verblijfplaats van doortrekkende zangvogels zoals: Barmsijs, Oeverpieper, Boompieper, Grauwe Gors, Geelgors, IJsgors, Ortolaan, Grote Gele Kwikstaart, Beflijster en diverse Phylloscopus- en Sylvia-soorten.

Sinds 2002 worden op het nieuw ontstane duin bij de damaanzet door de Vogelwerkgroep Schouwen-Duiveland najaarstrektellingen verricht. Natuurlijk zijn er vooral tijdens de najaarstrek roofvogels te verwachten; de meeste kans is er op Blauwe Kiekendief, Smelleken, Sperwer, Buizerd, soms Ruigpootbuizerd en Slechtvalk. De inlagen staan niet bekend als echte hoogwatervluchtplaats, toch zal er onder bepaalde omstandigheden -zij het in kleine aantallen- door steltlopers over tijd worden.

Bijzondere waarnemingen: Sneeuwgans, Lachstern, Visarend, Griel en Kleine Trap (1996).