De geschiedenis van De Rechtkamer en naast gelegen panden.

In een charter van 1296 geeft hertog Jan van Brabant aan het dorp Taleboits einde ter Nieuwer Sluyse tolvrijdom voor zijn gebied. Men neemt algemeen aan dat hiermee het latere Westenschouwen wordt bedoeld. De plaats moet dus reeds zeer oud zijn, met al vroeg een belangrijke haven. De bloei van Westenschouwen nam vooral toe na het vergaan van Oud Dreischor aan het eind van de 13e eeuw, toen de schippers uit Zierikzee hier een veilige ligplaats vonden. De kroniekschrijver Reigersbergh verhaalt, dat het in de middeleeuwen één van de belangrijkste havens van Zeeland was, vanwaar veel koopvaarders naar oost en west voeren. De visserij bloeide en er voeren meer haringbuizen af dan van enige haven op Walcheren. In de bloeitijd telde men er niet minder dan 28 "rijnsewijn herbergen". Het verval kwam snel en onverwacht.

De haven slibde dicht, verzandde en werd overstoven door de oprukkende duinrug. In de 16e eeuw was de plaats reeds zo vervallen, dat er nog slechts een tiental huizen over waren en een dreef met enige bomen, vermoedelijk nu de Westenschouweseweg. De dreef leidde naar de toen nog in redelijke staat verkerende kerk, die rond 1600 wegens bouwvalligheid moest worden afgebroken. Na de afnemende bloei van de handelsstad midden 15e eeuw moet men door verplaatsing van de woonkern met ongeveer 800 meter in oostelijke richting Westenschouwen nieuw leven hebben willen inblazen. Maar vooral omdat de haven snel verzandde was Westenschouwen als handels- en vissersplaats ten dode opgeschreven.

De hier wonende reders vertrokken naar Zierikzee. Omstreeks 1450 is onder Philips van Bourgondië nog geprobeerd de zaak te redden. Hij beveelt in een brief om zo spoedig mogelijk de waterlozing te doen schoonmaken "zo verre als’t dorp Westenschouwen streckt ende voir die sluys in zulcker wijs in de diepte als die van outs pleech te wesen." Vermoedelijk sloot deze sluis (in 1296 de nieuwe sluis) de waterloop (Westdee?) af die door de duinen kwam en in de richting van Burgh liep. Aan dit water moet de haven gelegen hebben.

In 1511 werd een groot gebied aan de zuidwestzijde van Schouwen buiten gedijkt. Hierdoor vond een belangrijke stroomverlegging voor de kust plaats met het gevolg dat de duinenrij aangetast werd en zich in de 16e eeuw sterk landinwaarts verplaatste. De toren werd in 1846 afgebroken. Deze stond op plm. 40 meter afstand zuidoostelijk van het tegenwoordige restaurant "Heeren van Schouwen". Die plaats, het voormalig boerenerf van gebr. Van de Zande, wordt nog "Het Kerkhof" genoemd.  In de laatste helft van de 19de eeuw was het bouwland. Als er eerder een kerk met toren is geweest, moet die zeker ter hoogte van het strand hebben gestaan, waar ook nu nog resten van het oude Westenschouwen zijn te vinden. Romeinse muntvondsten daar, daterend van 54 tot 273 na Chr. en o.a. Karolingische munten wijzen op hoge ouderdom. De legende van de meermin moet dus ouder zijn dan 1845, want de toren zou volgens het verhaal blijven staan. Deze eenvoudige conclusie kan getrokken worden uit de legende van Westenschouwen, die ik "de legende van het misverstand" zou willen noemen, want nu wordt de Koudekerkse plompe toren aangezien voor het bouwwerk dat zou blijven staan. 

Oorspronkelijk heette het restaurant "Het Wapen van Westenschouwen". In 1805 verkocht de toenmalige ambachtsheer W.C. de Crane van deze plaats het aan het Burgerlijk Armbestuur van Westenschouwen. Daarom vergaderde hier regelmatig het bestuur van deze sociale instelling en tevens werd een deel van het etablissement gebruikt als "rechtkamer" van het bestuur van de Burgh- en Westlandpolder, in welke polder Westenschouwen is gelegen. Vóór 1816 vergaderden hier ook baljuw en schepenen van de gemeente Westenschouwen. De zelfstandige gemeente Westenschouwen werd in 1816 in de gemeente Burgh opgenomen. Voor 1816 was het pand dus tevens gemeentehuis, het moet dan ook gezien worden als het belangrijkste en behorend tot de oudste huizen van Westenschouwen. Het is aan te nemen, dat op deze plaats zo dicht bij de voormalige kerk ten minste 600 jaar bebouwing is geweest. Aan de stijl te zien kan 1725 als bouwtijd worden aangenomen, evenals voor het bijna identieke belendende huis. Met de veranderingen na de Franse revolutie werd op 10 juni 1796 in de rechtkamer de eed van "getrouwheid" aan de toen geldende "orde van zaken" afgelegd. De schepenen Job Roedoe, Hendrik Braber, Cente Boot en de gerechtsbode Job Adriaan van Sluis (bewoner van de herberg) weigerden echter de eed af te leggen. Tussen het geboomte stond vroeger de dorpspomp, die hier nog vaag waar te nemen is. Uit een oude kaart van 1856 valt op te maken dat het grasland voor de herberg destijds bebost was en deel uitmaakte van het zogenaamde Meipachtelzenbos. Een opname uit 1902, gemaakt door boekhandelaar Piet Ochtman uit Zierikzee, laat een rustig stukje Lageweg en een deel van de Westenschouwenseweg zien.

Op het plaatje is Westenschouwen te zien. In het eerste huisje links (nog net in beeld) woonde De Glopper met zijn gezin en daarnaast A. Overbeeke voorheen Albrecht van Loozen. In het midden is het pension “Het Wapen van Westenschouwen” te zien, dat tot 1901 werd bestierd door Johannes de Vlieger als herbergier. Van vroegere bewoners is bekend dat eind 18e eeuw dat de toenmalige herbergier en boer Job Adriaan van Sluis was, overleden eind 1796 en rond 1820 was Cornelis van Lillo herbergier totdat er in 1828 een verpachting bij opbod plaatsvond en Johannes de Vlieger  pachter werd. Hij stond ook bekend als Johannes de Pinkster omdat de kermis zich op 2de paasdag bij en in de herberg afspeelde. Voor de zaak stond een carrousel, welke in 1902 sneuvelde bij stormweer. Johannes bleef tot zijn dood, 1869, herbergier. De nieuwe herbergier werd Gilles Straayer tot hij ook overleed, 1876.

Vanaf 1901 kwam er een nieuwe pachter, Leendert van de Zande, die met A. Dekker getrouwd was. Hij pachtte niet alleen het café maar ook het daarbij behorende land. In de jaren 30 werd tot koop overgegaan, het pand heette inmiddels “Westenschouwens Welvaren” en werd na de koop en een ingrijpende verbouwing een hotel-pension. De gasten betaalden toen f 3,50 vol pension. “Westenschouwens Welvaren”, een gerenommeerde naam in binnen- en buitenland. Vele voorname gasten uit binnen- en buitenland verbleven in Hotel-pension “Westenschouwens Welvaren”. De naam Van de Zande kenden vele gasten nauwelijks, alleen de voornamen waren hen des te bekender. In een Zierikzeese winkel vroeg Prinses Irene eens waar het restaurant van Kaatje en Kootje was. In 1971 meenden de dames van hun welverdiende rust te moeten gaan genieten. Ze verkochten hun bedrijf aan de familie Hoeneveld-van der Torre. Deze verbouwden de zaak grondig en er werd een modern café-restaurant met dito keuken van gemaakt. Sinds 1 januari 1978 is het geen hotel meer. Medio 1983 kwam het pand weer in handen van een Leendert van de Zande, dit was de neef van Kaatje en Kootje. Nadat Harrie Dikmans er in de eerste helft van de negentiger jaren de scepter zwaaide en samen met zijn vrouw Paula op de Westenschouwenseweg een drietal horecazaken had gevestigd, werd op 1 december 1999 het restaurant verkocht aan de Fam. Ginjaar. Na 9 jaar het gezicht te zijn geweest van restaurant “De Schouwse Pot” heeft de Fam Ginjaar het restaurant in 2008 verkocht aan nieuwe eigenaren t.w.  André en Ingrid Kooman die het de naam Restaurant-Schranserij  “De Olijke Tappert” gaven. Sinds eind 2014 kent het pand weer nieuwe eigenaars, Jac Heeren en chefkok John Berrevoets, die het pand de toepasselijke naam “De Heeren van Schouwen” gaven.  Het etablissement kende in de loop der jaren dus diverse eigenaren, onder wie een zoon van staatssecretaris Ginjaar." 

Tot op de dag van vandaag wordt hier de al eeuwenoude traditie van gastvrijheid en gemoedelijkheid, maar ook kwaliteit gehandhaafd. 

Het pand rechts naast “Westerschouwens Welvaren” was rond 1904 het snoepwinkeltje van Cornelia Walkier-Remmens, alias Janneco Walkier, later ging dit over in het winkeltje van A. Bom. Vanaf 1938 werd dit pand gebruikt als knecht- en arbeidswoning van boerderij Duinoord. In juni 1962 werd het pandje opgekocht door de Hr. Wierda (Spar-winkelier te Burgh) en werd ook hier een Spar winkeltje in geopend. Het was een voorloper in zelfbediening. Één ingang en de kassa aan de uitgang. In de jaren ’68-’70 werd het pand gepacht door groetenboer Piet Remmers met zijn vrouw Ria, zij bestierde deze jaren daar het Spar-winkeltje. Eind jaren 70 trouwden de dochter van Hoeneveld-van der Torre, Vera, met Leendert van der Zande (neef van). Zij kochten het pand naast “Westenschouwens Welvaren” zij lieten hun pand aan “Westenschouwens Welvaren” vast bouwen en noemde het “De Schouwenaer”, ook een eetgelegenheid wat door de jaren heen in verschillende vormen heeft plaats gevonden. Later werd “De Schouwenaer” opgesplitst, de linkerkant werd eetgelegenheid “Het Vissershuis” rond 1988 heette het "The Clipper", de rechterkant ging sinds 2009 verder als pizzeria “La Firenze”. 

Naast dit pand ziet men een klein schuurtje. Dit was de garage van E.J. Gelderman, eigenaar van Zomerhuis “De Houtsnip”, gelegen aan het Toledo’s Pad (heden Kraaijensteinweg). Deze garage werd ten tijden van “De Schouwenaar” gebruikt als opslag later is dit verbouwd en bijgetrokken aan “De Schouwenaar” en als zodanig in 2004 gekocht door Raymond en Paola van Gilst met hun Papas Tapas eterij en later overgenomen door de pizzeria. 

Het rechtse pand op de foto was in 1938 het pand van Andries Groenleer, het linker gedeelte was zijn winkel en het rechter was zijn woonhuis. Rond 1958 werd dit hele pand opgekocht door Klaas Natte en omgebouwd tot Café-Restaurant “De Feijenoorder”. In 1960 werd het pand verkocht aan Paul van Geesbergen en in 1978 gekocht door de broers Ted en Willem van Herpen en omgedoopt tot “’t Praathuis” waarna schoonzoon Ron Blom het overnam en het "De Blokhut" werd. Nadat de zaak in 1987 was overgegaan naar de familie Trompert, sloeg er een fikse uitslaande brand uit, op 24 oktober 1989, in de avonduren waarbij de eigenaar ter nauwernood kon worden gered en werd het pand weer geheel herbouwd. Vanaf 2007 werd er van eigenaar gewisseld en werd het met een Portugeese eigenaar een Portugees eethuis “O’Galo” waarna de zaak weer snel werd overgenomen door Cees Sneijder. Deze eigenaar heeft rond 2009 het pand weer van de hand gedaan om een nieuwe zaak in Haamstede (restaurant Sence aan de Hogezoom) te beginnen. Het pand kwam in handen van de eigenaren Jarko & Jorick Fierens  van de pizzaria en werd omgedoopt tot Italiaans Ristorante “Il Gallo”.

 

 

 

 

 

 

 

Op naaststaande foto's ziet u van voor naar achter: Garage, Huisje van Groenleer, De Voorsienigheyt, De Alikruuk, Toledo’s Hoeve.

De laatste drie panden zijn op onderstaande foto uitvergroot. Alle panden bestaan nog. 

De Voorsienigheit en de Alikruuk zijn beide oude arbeiders-woninkjes die zijn voortgekomen uit de periode dat ook de vorig besproken panden gebouwd zijn. Tot 1921 woonde hier de knechten en personeel van de Van Zuijes-Hoeve. Hierna werden beide woningen verkocht en gingen dienst doen als zomerhuis. De Voorsienigheit werd opgekocht door de Haarlemse kunst-schildersechtpaar Waalko Jans Dingemans-Numans. Na het vele jaren als zomerverblijf te hebben gebruikt is men overgegaan tot permanente bewoning, die tot op de dag van vandaag wordt voortgezet door hun nazaten. De Alikruuk werd gekocht door dr. PJ de Gaay-Fortman, leraar plant- en dierkunde en cosmographie aan de Christelijke HBS in Den Haag tesamen met zijn echtgenote Rigtje Höweler. Ook deze families verblijven hier nog met regelmaat.

Het achterste witte pand is Toledo’s Hoeve. Stamt uit  eind 18de eeuw en is nog steeds, zij het met wat verbouwingen,  een markante woning.