"Huize Duinroos"

"De Schouwse Stee"

“Huize Duinroos” en “De Schouwse Stee”. Lageweg 7 (7a,b,c,…).

 

Deze woning en bungalowpark hebben alles te maken met “Van Zuijen's Hoeve” en Hofstede “De Zeeuw”. Vandaar dat we even terug in de tijd moeten gaan om het tot nu toe korte bestaan van beide toe te lichten.

 

Hofstede “De Zeeuw”, was gelegen in het poldertje van Oud-Burghsluis, het aan de hedendaagse Oude Achterweg gelegen. Van de oude hoeve is niets meer over. Er is tot 4 keer toe, door diverse oorzaken zoals overstromingen en afbraakplicht in ww2, nieuwbouw gekomen. In de ’60-er jaren werd de stede verkocht aan dokter De Leeuw terwijl het hedendaagse complex sinds 2011 in bezit is van kunstenaars echtpaar Frijns-Briens. Uit oude kadastrale kaarten blijkt dat de oudste hofstede van voor 1700 moet stammen en dat later rond 1900, na de bouw van een nieuw stede de ingang was gelegen aan de hedendaagse Suikerdijk naast het kleine inlaagje van Burghsluis. Men moet zich wel voorstellen dat de vroegere Amer, een riviertje vanuit Haamstede via Burgh, parallel aan de Meeldijk stroomde en via een sluis de Oosterschelde instroomde. Vandaar dat Burghsluis aan haar naam kwam en zo ook een haventje kreeg wat lag ter hoogte van het opgerichte monument voor de reddingsmaatschappij. Meeldijk is vandaar dus ook weer een verbastering van Maêldijk, waarbij maêl weer een Zeeuwse naam is voor stroompje (red.). Deze Amer had dus ook een aftakking die via ons Westenschouwen via de oude haven in zee uitkwam. 

De Fourage
De Fourage

De hofstede kwam rond 1867 in bezit van Aart van Lillo (1846-1892), gehuwd met Maatje Matthijsse (1837-1934) welke bij de aankoop van de hofstede gelijktijdig een meestoof(*) liet bouwen aan de Meeldijk, welke in werking bleef tot 1900. Tijdens de Eerste Wereldoorlog 1914-1918 was in de Westhoek van Schouwen de cavalerie gevestigd, het bekende legeronderdeel met militairen te paard. Op dit plaatje zien we de “Fourage” aan de Meeldijk te Burgh. Hier werd in de Eerste Wereldoorlog het hooi geperst, dat voor de militaire paarden gevorderd werd. De beheerder was destijds H. Krijger. Het gebouw was bij de plaatselijke bevolking beter bekend als “De Stove”. Toen werd het het complex van Cebeco Zuid-West om in 1960 verder te gaan als het graanbedrijf van Gebr. Landegent en in 2008 is op deze plaats het uien-sorteerbedrijf van Van ’t Hoff gekomen. 

In 1868 kwam dochter Levina Cornelia (†1942) van Lillo ter wereld. 

 

De nog bestaande oude ingang van Hofstede "De Zeeuw".
De nog bestaande oude ingang van Hofstede "De Zeeuw".
Van Zuijen's Hoeve
Van Zuijen's Hoeve

“Van Zuijen’s Hoeve” is ook al zo’n oude hoeve. Deze stamt waarschijnlijk al van voor 1670. Na diverse eigenaren te hebben gehad kwam deze hoeve rond 1835 in het bezit van Cornelis van Zuijen (1771-1863), gehuwd met Johanna Visser (1794-1844). Twee van hun kinderen, de ongehuwden dochter Tannetje (1826-1855) en zoon Iman (1829-1896) namen in 1843 de hoeve over van hun ouders. In 1855 werd Iman eigenaar na het overlijden van Tannetje waarop hij in 1859 huwde met Maria Johanna de Kater (1836-1880). In 1867 werd zoon Gilles Adriaan van Zuijen (†1941) geboren. Deze zoon huwde in 1892 met de eerder genoemde Levina van Lillo. Door dit huwelijk werd Gilles boer op “De Zeeuw” en verkreeg hij bij zijn huwelijk een stuk grond gelegen noordelijk aan de grond van Van Zuijen’s Hoeve. Globaal genomen tussen de hoeve en de Lageweg (7). De kinderen Aart en Maria Johanna werden geboren.

Zoon Aart (1892-1974) huwde Krijntje Blom, dochter van (ook al) herenboer van de Molenberg, en werd vanaf 1924 voor het leven boer, tot in de ’60-er jaren, op “De Zeeuw”.

De dochter van Gilles en Levina, Maria Johanna (1893-1952) hertrouwde, nadat haar eerste man was overleden, met Adriaan de Glopper (1896-1969) in 1925. Van Zuijen’s Hoeve werd toen al 7 jaar gepacht door Jan Jonker uit Ellemeet. Kort na hun huwelijk werd hun enigste kind, Marius Gilles (1926-2009),  geboren en betrokken Adriaan en Maria Johanna de Glopper de hoeve zelf weer. Toen zoon Marius in het huwelijk trad met Jopie Schoonakker werd de hoeve overgedaan aan hem en werd er in 1952 een renteniers-woning gebouwd woning op de hoek van de Lageweg nummer 7, het latere “Duinroos”. Hiervoor sneuvelde een oud klein arbeidershuisje. Helaas heeft Maria Johanna er maar kort plezier van mogen hebben.

Toekomstig nog braak liggend "Schouwse Stee" aan de Lageweg
Toekomstig nog braak liggend "Schouwse Stee" aan de Lageweg

De hoeve op zich had aardig wat grond maar Marius was niet zo op (hard)werken ingesteld. Hij hield meer van glitter en chroom van o.a. auto’s en motoren. De weidegrond, een gedeelte van hem en het gedeelte van hofstede “De Zeeuw”, gelegen naast de ouderlijke hoekwoning werd al in 1974 verkocht aan de Hr. JM van Stee. Het mes sneed aan twee kanten. Marius had zich geen zorgen meer te maken over dit stukje grond terwijl Van der Stee er grootse plannen mee had. Van der Stee vroeg medio 1977 een vergunning aan voor de bouw van 26 vakantiewoningen, elk op een perceel van ± 350 m2. Na goedkeuring van de bouwplannen had Hr. Van der Stee de naam van het park al gereed, “De Schouwse Stee”, toepasselijk, waarna in 1978 de daadwerkelijke bouw begon. Een nieuw wijkje was geboren aan de, de voor nog vele steeds onbekende, Buurweg.

 

Een paar eerste bewoners o.a.:

Fam. Kievit, Zwolle

Fam. V.d. Ben, Bilthoven

Fam. De Klerk, Roosendaal

Fam. Huizer, Biesebeke

Fam. Benard, Capelle a/d IJssel

Al vroeg in de jaren ’90 werden de investeringen verzilverd door de eerste bewoners. Vele huisjes werden met flinke winsten verkocht, waarna er door de jaren heen altijd wel bouwverkeer het wijkje onrustig maakt voor uitbreiding/verbouwing van woning, tuin of zwembad.

 

En Huize Duinroos zelf? Daarvan is bekend dat deze toch wel markante woning enkele malen van eigenaar is gewisseld en gelukkig heeft dat nog niets afgedaan aan de pracht en uitstraling van de woning. 

 

Marius bleef bij leven tot 2009 op Van Zuijen’s Hoeve wonen.

 

En Aart van Zuijen……, van hem werd een standbeeld opgericht in Burgh op het veld bij de kerkmuur. Aart was een herenboer, maar dan anders. Hij was een sociaal werkgever. Voor zaken waarvoor het geld ontbrak, zette hij zijn personeel in. Hij stond bekend als een sociaal man, iemand met veel gemeenschapszin, een weldoener. Daarnaast was hij ook actief in verschillende bestuurlijke functies. In de gemeente Burgh was hij wethouder en had hij zitting in de Raad van Toezicht van de Boerenleenbank. Vanwege zijn grote inzet voor sport, werd later het sportpark aan de Leliëndaleweg in Burgh naar hem vernoemd. Het beeld van de Burghenaar Aart van Zuijen is gemaakt door beeldend kunstenaar Vincent Krans uit Ouwerkerk.

 

Huize Duinroos (anno 2017)
Huize Duinroos (anno 2017)

Meestoof(*)

Vijf eeuwen lang vormden de teelt en verwerking van meekrap en de handel in het eindproduct een belangrijke economische activiteit in Zeeland. De geoogste meekrap werd verwerkt in meestoven. Van de 90 geregistreerde stoven in 1820 stonden er 44 in Zeeland. Eén daarvan, de Meestoof “De Zeeuw”, werd in 1867 gebouwd bij Burghsluis.

Meekrap als grondstof

Tot circa 1860 werd meekrap als grondstof voor de verfindustrie in aanzienlijke hoeveelheden geteeld en in deze meestoven, kleine fabriekjes, bewerkt. Dit gebeurde voornamelijk op Goeree-Overflakkee, Schouwen-Duiveland, Tholen, de Bevelanden en in het Land van Hulst. Vanaf circa 1860 tot ongeveer de Eerste Wereldoorlog werd hier en daar op veel kleinere schaal nog meekrap geteeld en bewerkt. Vanaf circa 1900 was dat beperkt tot voornamelijk Noord-Zeeland en Goeree-Overflakkee.

De teelt

De meekrapplant heeft lange dikke wortelstokken en dunne bijwortels. Deze laatste bevatten een à twee procent van de grondstof van de kleur. De planten stonden twee tot drie jaar in goed ontwaterende bedden op de akkers voordat ze geoogst konden worden. Gedurende de groei moest er intensief gewied worden. De oogst vond plaats in de maanden september tot november.

Planten en oogsten

Zowel het planten als oogsten van de meekrap vroeg grote aantallen arbeiders. Het oogsten (mee delven) gebeurde met arbeiders uit de omgeving en met trekarbeiders. Die kwamen uit Brabant, soms uit Duitsland en in Zeeuws-Vlaanderen ook wel uit België.

De verwerking

De rode bijwortels van de meekrap werden in meekrapstoven, die in de onmiddellijke nabijheid van de meerkrapvelden waren gelegen, tot rode kleurstof verwerkt. Een meekrapstoof bestond uit drie gedeelten. Bij aankomst werden de wortels in de schuur (de koude stoof) gestort. 

Drogen

De wortels werden eerst gedroogd in de droogtoren, die uit vier etages bestond en onderin een oven bevatte. De meekrapwortels begonnen het droogproces op de bovenste etage. Gedurende de volgende drie dagen werden ze elke dag in een mand naar de etage daaronder verplaatst. Op de onderste verdieping dorsten arbeiders de meekrap met vlegels op een grote houten dorsvloer. Stof en andere ongerechtigheden werden uit de gebroken wortels gezeefd en de korte eindjes wortel werden in vaten gedaan. De rest van de gebroken meekrap werd op een kleed bovenop de eest of ast (een smalle, meterslange horizontale oven) gespreid en gedroogd.

Stampen

Daarna werd de meekrap verplaatst naar het stamphuis dat in de regel los van de meestoof stond. Hier werd de meekrap met behulp van paardenkracht tot poeder gestampt of gemalen. Indien er

werd gemalen, werd het poeder daarna gezeefd. In alle gevallen waren er drie kwaliteiten eindproduct: de fijne en dure blom (helder lichtgeel), de beroofde (roze tot rood) en de onberoofde (donkerrood) als het goedkoopste product. Het stampen of malen gebeurde bij voorkeur 's nachts bij kaarslicht, omdat daglicht de kleur van het poeder nadelig kon beïnvloeden. Het eindproduct werd in vaten gestort. Het geproduceerde meekrappoeder moest natuurlijk ook worden gekeurd. Dat gebeurde in de waag van het stadhuis in Zierikzee.

 

De Zeeuwse productie van meekrap kwam dus in de 15e eeuw tot grote bloei. Daarvoor zijn enkele verklaringen.

Medicinaal gebruik

Er werden ook geneeskundige eigenschappen toegeschreven aan meekrap. Zou zouden meekrappreparaten gebruikt worden voor de behandeling van gal- en nierstenen, menstruele en urinaire aandoeningen, geelzucht, ischias, verlamming, darmtuberculose, wonden en zweren en voor verbetering van de darmperistaltiek. Omdat op basis van wetenschappelijke onderzoek aan meekrap ook een carcinogene en genotoxische werking wordt toegeschreven, is het gebruik van meekrap in Nederland en in andere Europese landen verboden. In de 18e eeuw kende men daarnaast een geneeskundige kracht toe aan met meekrap geverfde wol. Tilburgse wolfabrikanten bedienden zich onder andere van de slogan "Medicinale meekrap-baai, speciaal tegen reumatiek". Een baai is een wollen stof die ster geruwd en vervilt is en veel werd gebruikt voor de onderkleding van zowel mannen als vrouwen.

Neergang

In 1826 ontdekten de Fransen Jean-Pierre Robiquet en Jean-Jacques Colin de werkzame kleurstof van meekrap, alizarine. Met deze kennis werd een nieuw productieproces ontwikkeld dat de neergang van de meekrapindustrie inluidde. In de tweede helft van de 19e eeuw werden veel Zeeuwse meestoven afgebroken. De Meestoof “De Zeeuw” werd verbouwd en heeft onder andere lang dienstgedaan als graanpakhuis. 

Herontdekt

Sinds 2004 is de meekrapcultuur terug van weggeweest. Boeren op Tholen namen op kleinschalige basis de teelt van meekrap weer ter hand. Dat was vooral te danken aan de mode-industrie waar veel vraag is naar de natuurlijke rode kleur van deze plant. Vooral in Duitsland is deze natuurlijke kleurstof populair. In 2006 werd in Steenbergen een nieuw meekrapproject geopend waarbij akkerbouwers in de omgeving weer meekrap gingen verbouwen.